Hernieuwbare energieproductie geen sluitpost!
Robert Kleiburg: “Verhoog ambitie hernieuwbare energie alleen als er een concreet implementatie pad ligt dat de uitdagingen adresseert.”
Het “Ontwerp van het Klimaatakkoord” heeft veel stof doen opwaaien. En terecht! Het gaat om een ingrijpende verbouwing van de Nederlandse samenleving. In 227 pagina’s worden volgens D66 meer dan zeshonderd afspraken voorgesteld die op dit moment door PBL en CPB worden doorgerekend.
Wat opvalt is dat rondom de tafel elektriciteit, waar de grootste CO2-besparing moet worden gerealiseerd, de minste heibel is ontstaan. De elektriciteitssector speelt een centrale rol in de energietransitie omdat het ‘ontkolen’ van de elektriciteitsproductie de CO2-reductie in mobiliteit, industrie, de gebouwde omgeving mogelijk maakt. Denk aan de twee miljoen elektrische auto’s die er in 2030 zullen rijden, de twee miljoen aardgasvrije woningen die er in 2030 zullen zijn, de elektrificatie van de industrie en de glastuinbouw via elektrische boilers en warmtepompen of het vergroenen van de waterstofproductie.
Iedereen lijkt het erover eens dat de ambitie om 49 TWh wind op zee en 35 TWh hernieuwbaar op land (exclusief de kleinschalige opwekking van zonne-energie) mogelijk is. Verder is er nog een pro-memorie post opgenomen voor het geval de doorrekening van het ontwerp klimaatakkoord laat zien dat er nog meer tonnen CO2 nodig zijn om de doelstelling van 49 procent CO2-reductie in 2030 te halen. Oh, en als we toch naar 55 procent CO2-reductie willen, dan gaan we gewoon 120 TWh in plaats van 84 TWh aan hernieuwbare elektriciteit nastreven. Hiermee lijkt hernieuwbare elektriciteitsproductie de sluitpost van het klimaatakkoord. Is dit terecht?
Als nog meer tonnen CO2 nodig zijn om de doelstellingen te behalen dan gaan we gewoon 120 TWh in plaats van 84 TWh aan hernieuwbare elektriciteit nastreven. Hernieuwbare elektriciteitsproductie lijkt de sluitpost van het klimaatakkoord.
Aan de ene kant is het zo dat windenergie en zonne-energie (zon PV) internationaal een enorme progressie hebben doorgemaakt in schaal en kostenreductie. Voor Nederland geldt dat we het voordeel hebben van onze ligging aan de Noordzee: een relatief grote, ondiepe zee waar offshore wind relatief goedkoop kan worden geïnstalleerd. Daarnaast heeft Nederland ook nog eens een sterke industrietak op dit gebied weten te creëren en heeft het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat een uitstekende aanpak geïmplementeerd waardoor de kosten zijn verlaagd, met de eerste subsidievrije tender vorig jaar als resultaat. Het is terecht dat dit optimisme doorklinkt in het ontwerp klimaatakkoord waar wordt gesproken over “Green Powerhouse Noordzee”.
Aan de andere kant hebben zon PV en windenergie ook nadelen. Ten eerste is er nogal wat oppositie vanuit de bevolking tegen ‘hernieuwbaar op land’. Het ontwerp klimaatakkoord voorziet een belangrijke rol voor de Regionale Energie Strategieën (RES): ‘Waarin onder de bevolking maximaal wordt ingezet op maatschappelijke acceptatie van de energietransitie en de manier waarop dat in de regio kan worden gerealiseerd’. De RES moet leiden tot ‘besluitvorming door gemeenten en provincies over de manier waarop de doelstellingen voor hernieuwbare elektriciteitsopwekking voor 2030 op land bovenop de afspraken van het Energieakkoord het beste kunnen worden gerealiseerd’. Het ruimtebeslag zal aanzienlijk zijn. Wat opvalt is dat de verantwoordelijkheid voor de RES wordt gelegd bij een nog niet bestaande bestuurslaag ergens tussen provincie en gemeente. In hoeverre de RES-aanpak succesvol is, valt nog te bezien.
Ten derde is er een aanzienlijke uitdaging met betrekking tot de integratie van variabele hernieuwbare bronnen in het energiesysteem. Eind 2018 hadden we 4.3 GW geïnstalleerd windvermogen en 4.5 GW geïnstalleerd zon PV-vermogen, samen 8.8 GW. Met een gemiddelde Nederlandse elektriciteitsconsumptie van 13.7 GW komt dat neer op een ratio van 64%. In 2030 zullen we naar verwachting van het PBL een geïnstalleerd vermogen hebben van 23 GW aan wind energie en 21 GW aan zon PV, totaal 44 GW. Ook de vraag zal zijn toegenomen door de toegenomen elektrificatie. ECN gaat uit van een toename van een gemiddelde elektriciteitsvraag naar 17.5 GW in 2030. Dat betekent dat er in 2030 op piekmomenten meer dan twee keer zo veel hernieuwbare productie zal zijn dan dat er vraag is.
Er is een aanzienlijke uitdaging met betrekking tot de integratie van variabele hernieuwbare bronnen in het energiesysteem. De verwachting is dan ook dat de volatiliteit van de elektriciteitsprijzen zal toenemen.
De toename van wind en zonne-energie zal de elektriciteitsprijzen in nog belangrijkere mate gaan beïnvloeden. Het aantal draaiuren van kolen en gascentrales zal door hun hogere marginale kostprijs afnemen. Deze moeten hun geld terugverdienen in steeds minder uren. De verwachting is dan ook dat de volatiliteit van de elektriciteitsprijzen zal toenemen. Maar of dit effect voldoende is om deze units operationeel te houden is nog maar de vraag. Ook zal het gevolgen hebben voor de winstgevendheid van nieuwe wind en zonne-energieprojecten, waardoor het op termijn helemaal niet zeker is of deze projecten er zullen komen. En het blijft onduidelijk of de prijsvolatiliteit voldoende is om de businesscase voor energieopslagtechnologie (zoals batterijen, elektrolyse of warmteopslag) en andere flexibiliteitsopties aantrekkelijk te maken.
Wat spreekt vóór het ontwerp klimaatakkoord is dat het thema systeemintegratie ruimhartig wordt onderkend. Via de Duurzame Energie Innovatie regeling (DEI-regeling) wordt 40 tot 55 miljoen euro in opslag, conversie, waterstof en flexibele elektrificatie gestoken. Er zullen echter in de industrie miljarden nodig zijn om deze grootschalige ombouw te faciliteren.
Het blijft onduidelijk of de toenemende prijsvolatiliteit voldoende zal zijn om de businesscase voor energieopslagtechnologie en andere flexibiliteitsopties aantrekkelijk te maken.
Het is raadzaam om de genoemde uitdagingen echt aan te pakken voordat de ambitie voor hernieuwbare elektriciteitsproductie klakkeloos wordt opgehoogd. Met de huidige ambities liggen er al significante uitdagingen die niet zomaar in twaalf jaar zullen worden opgelost. Er is nog geen land ter wereld dat twee keer meer variabele hernieuwbare bronnen dan de elektriciteitsvraag succesvol heeft geïntegreerd. Als blijkt dat er meer nodig is om de CO2-reductiedoelstellingen van 49 procent of 55 procent te halen, dan zal dat niet alleen van de elektriciteitssector kunnen komen. Hogere ambities voor hernieuwbare energie dienen deze uitdagingen te adresseren door een concrete uitwerking van het te volgen implementatie pad.
Dit opiniestuk is eerder gepubliceerd op www.energiepodium.nl, waar Robert Kleiburg (Managing Director van Recoy) opiniemaker is. Op Twitter is hij actief onder @RobertKleiburg.